ECLI:NL:HR:2002:AD9347
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Wijziging van alimentatie en pensioenvoorziening in een echtscheidingszaak
In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, zich tot de Rechtbank te Rotterdam gewend met het verzoek om de beschikking van 3 maart 1997 te wijzigen. De vrouw vroeg om de door de man verschuldigde uitkering tot levensonderhoud met terugwerkende kracht vast te stellen op ƒ 6.100,-- per maand voor haar en ƒ 750,-- per maand voor hun zoon, alsook om haar aandeel in de pensioenvoorziening te bepalen op ƒ 76.877,--. De man heeft het verzoek bestreden. De Rechtbank heeft op 11 augustus 2000 de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw vastgesteld op ƒ 800,-- per maand en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot bepaling van haar aandeel in de pensioenvoorziening. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar zij vroeg om een hogere alimentatie voor zowel haarzelf als haar zoon. Het Hof heeft op 28 maart 2001 de eerdere beschikkingen van de Rechtbank vernietigd en de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op nihil en voor de zoon op ƒ 700,-- per maand. Tegen deze beschikking heeft de vrouw cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in de cassatie niet gegrond verklaard, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 29 maart 2002.