ECLI:NL:HR:2002:AD9568
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen materiaal in kinderpornografiezaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, waarin een vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen materiaal is behandeld. De betrokkene, geboren in 1946 in het Verenigd Koninkrijk, had videobanden en films in zijn bezit die mogelijk kinderpornografisch materiaal bevatten. De Rechtbank had de vordering van de Officier van Justitie gedeeltelijk toegewezen, maar de betrokkene en zijn advocaat, mr. G. Spong, stelden cassatiemiddelen voor, omdat zij meenden dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om het inbeslaggenomen materiaal in te zien.
De Hoge Raad oordeelde dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk was in zijn cassatieberoep, omdat er geen middelen van cassatie waren voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van de vordering tot onttrekking aan het verkeer. De Hoge Raad benadrukte dat de betrokkene recht had op inzage in het inbeslaggenomen materiaal, zodat hij zijn zienswijze kon ontwikkelen over het al dan niet kinderpornografische karakter van de inhoud.
De zaak is van belang voor de rechtsbescherming van de betrokkene in strafzaken, vooral in situaties waarin de inhoud van inbeslaggenomen voorwerpen ter discussie staat. De Hoge Raad bevestigde dat de officier van justitie de rechterlijke beslissing om inzage te verlenen moest respecteren, en dat het niet-naleven daarvan de procesorde schaadt. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige afweging van de rechten van de verdediging in het kader van strafrechtelijke procedures.