ECLI:NL:HR:2002:AD9698
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vonnis Kantonrechter Terneuzen inzake betaling aan WEA
In deze zaak heeft de verweerster in cassatie, WEA, op 1 april 1999 eiser tot cassatie, [eiser], gedagvaard voor de Kantonrechter te Terneuzen. WEA vorderde een betaling van ƒ 2.873,65, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 januari 1999. Eiser heeft de vordering bestreden. De Kantonrechter heeft op 23 februari 2000 vonnis gewezen, waarbij eiser werd veroordeeld tot betaling van ƒ 2.729,51, vermeerderd met wettelijke rente over ƒ 2.373,49 vanaf 30 oktober 1998. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Eiser heeft tegen dit vonnis beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan het arrest gehecht en maken daarvan deel uit. WEA heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de zaak is door haar advocaat toegelicht. De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt eveneens tot verwerping van het beroep, met veroordeling van eiser in de kosten.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van WEA zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en er was geen nadere motivering nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 1 maart 2002.