ECLI:NL:HR:2002:AD9895
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake vennootschapsbelasting
Op 8 maart 2002 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de zaak van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 juli 2000. Deze zaak betreft een beroep in cassatie tegen de niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbende in haar beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op een bezwaarschrift inzake een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996. De aanslag was opgelegd met dagtekening 24 december 1999, en het bezwaarschrift was op 29 december 1999 door de Inspecteur ontvangen. Belanghebbende had op 21 februari 2000 beroep ingesteld bij het Hof, omdat de Inspecteur geen uitspraak had gedaan op het bezwaarschrift.
Het Gerechtshof verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof oordeelde dat de termijnen van de Awb niet in de weg staan aan de wettelijke termijn van een jaar, zoals gesteld in artikel 25, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Belanghebbende had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijkverklaring, maar het Hof verklaarde dit verzet ongegrond.
In cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het middel faalt. De Hoge Raad bevestigde dat beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door een bestuursorgaan, maar dat dit alleen mogelijk is als de termijn voor het nemen van het besluit is verstreken. De termijn van een jaar, zoals bepaald in de AWR, was in dit geval niet verkort door de bepalingen in het Voorschrift. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het Gerechtshof terecht het verzet van belanghebbende heeft verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 8 maart 2002.