ECLI:NL:HR:2002:AD9909
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot betaling van achterstallig vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. Eiser, hierna aangeduid als Kruis, had in eerste instantie een vordering ingesteld tegen verweerder, die niet verschenen was, voor de Kantonrechter te Gorinchem. De vordering betrof betaling van achterstallig vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen, zoals vermeld in de dagvaarding. De Kantonrechter heeft op 12 april 1999 de vordering gedeeltelijk toegewezen. Eiser ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Dordrecht, die bij tussenvonnis van 29 maart 2000 eiser tot bewijslevering toeliet. Na een enquête heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en eiser veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en verhogingen, alsook buitengerechtelijke incassokosten.
Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de vonnissen van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot.
Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van de rechtsontwikkeling in het civiele recht, met name in zaken die betrekking hebben op arbeidsrechtelijke vorderingen zoals vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen.