ECLI:NL:HR:2002:AD9909

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/216HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling van achterstallig vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. Eiser, hierna aangeduid als Kruis, had in eerste instantie een vordering ingesteld tegen verweerder, die niet verschenen was, voor de Kantonrechter te Gorinchem. De vordering betrof betaling van achterstallig vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen, zoals vermeld in de dagvaarding. De Kantonrechter heeft op 12 april 1999 de vordering gedeeltelijk toegewezen. Eiser ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Dordrecht, die bij tussenvonnis van 29 maart 2000 eiser tot bewijslevering toeliet. Na een enquête heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en eiser veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en verhogingen, alsook buitengerechtelijke incassokosten.

Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de vonnissen van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot.

Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van de rechtsontwikkeling in het civiele recht, met name in zaken die betrekking hebben op arbeidsrechtelijke vorderingen zoals vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen.

Uitspraak

8 maart 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/216HR
MP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], handelende onder de naam [...],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1.Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 4 juni 1998 eiser tot cassatie - verder te noemen: Kruis - gedagvaard voor de Kantonrechter te Gorinchem en - kort gezegd en na vermeerdering en vermindering van eis - gevorderd [eiser] te veroordelen tot betaling van bedragen ter zake van achterstallig vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen, zoals die in de dagvaarding staan vermeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede tot betaling van een bedrag ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
[eiser] heeft de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 12 april 1999 de vordering gedeeltelijk toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Dordrecht.
Bij tussenvonnis van 29 maart 2000 heeft de Rechtbank [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en opnieuw rechtdoende [eiser] veroordeeld tot betaling van bedragen, zoals die in dit vonnis staan vermeld, ter zake van achterstallige vakantietoeslag en niet genoten vakantiedagen bij het einde van het dienstverband, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, alsmede tot betaling van een nettobedrag ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Beide vonnissen van de Rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.
2.Het geding in cassatie
Tegen beide vonnissen van de Rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4.Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, en de raadsheren J.B. Fleers en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 8 maart 2002.