ECLI:NL:HR:2002:AE0118

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00937/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een vonnis inzake rijden zonder verzekering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht. De verdachte, geboren in 1967 in Somalië, was veroordeeld voor het rijden met een motorrijtuig zonder dat hiervoor een verzekering was afgesloten, in strijd met de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Het vonnis van de rechtbank was gebaseerd op een ambtsedig proces-verbaal van de politie, waarin werd vastgesteld dat de verdachte op 19 januari 1997 te Nieuwegein met een personenauto zonder verzekering had gereden. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom de bewezenverklaring van het feit niet in stand kon blijven. De inhoud van een schriftelijke verklaring van de Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V. gaf aanleiding tot het ernstige vermoeden dat er ten tijde van het bewezenverklaarde feit wel degelijk een verzekering was afgesloten voor het betrokken motorrijtuig. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank de bewezenverklaring nader had moeten motiveren.

Daarom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Rechtbank te Utrecht, zodat deze opnieuw op het bestaande hoger beroep kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor de rechter om zijn beslissingen adequaat te motiveren, vooral in zaken die betrekking hebben op strafrechtelijke veroordelingen.

Uitspraak

16 april 2002
Strafkamer
nr. 00937/01
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 2 maart 2000, nummer 16/154344-97, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Somalia) op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats 1].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter te Utrecht van 18 februari 1999 - de verdachte ter zake van "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van ƒ. 915,--, subsidiair achttien dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Door of namens deze zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Utrecht teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard "dat hij op 19 januari 1997 te Nieuwegein als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [AA-00-AA], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nijverheidseweg, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden."
3.1.2. Ten aanzien van de bewijsvoering houdt het bestreden vonnis, voorzover hier van belang, het volgende in:
"1. Een ambtsedig proces-verbaal van de politie Regio Utrecht (...) d.d. 25 maart 1997, opgemaakt door F.J. Boersma, Brigadier van politie (...), voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant:
Op 19 januari 1997 zag ik dat op de Nijverheidseweg te Nieuwegein een bestuurder, die na staandehouding bleek te zijn: [verdachte], van een personenauto, gekentekend [AA-00-AA], zonder dat er voor dat voertuig [een verzekering] overeenkomstig de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen was afgesloten of instand was gehouden, met deze auto op een weg heeft gereden.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van - kennelijk - een computeruitdraai van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarin wordt vermeld dat de startdatum van de verzekering van de auto met kenteken [AA-00-AA] is: 27-01-1997."
3.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een klaarblijkelijk ter terechtzitting in eerste aanleg door de verdachte overgelegde kopie van een schriftelijke verklaring van Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V. van 23 januari 1997. Deze verklaring houdt - voorzover hier van belang - het volgende in:
"Pakketpolis autoverzekering
(...)
Reden afgifteProlongatie
Ingangsdatum23-12-1996
Einddatum23-12-1997
(...)
Verzekerd objectMerkMazda
(...)
Kenteken[AA-00-AA]
(...)
Verzekerd risico Wettelijke aansprakelijkheid."
3.3. In beginsel is het voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare bewijsmateriaal datgene tot het bewijs te bezigen wat hem uit een oogpunt van betrouwbaarheid dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht.
Deze beslissing behoeft geen motivering, behoudens in bijzondere gevallen.
3.4. De inhoud van het hiervoren onder 3.2 weergegeven geschrift geeft grond aan het ernstige vermoeden dat ten tijde van het bewezenverklaarde feit voor het onderhavige motorrijtuig een verzekering als bedoeld in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was afgesloten. Daarom had de Rechtbank in bedoelde verklaring aanleiding moeten zien de bewezenverklaring nader te motiveren. De bestreden uitspraak is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
4. Slotsom
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Utrecht opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 16 april 2002.