ECLI:NL:HR:2002:AE0646

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/231HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding na tekortkoming in de uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, verweerster in cassatie, vertegenwoordigd door mr. M.V. Polak, gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond. Eiseres vorderde schadevergoeding van verweerster wegens tekortkomingen in de uitvoering van werkzaamheden, specifiek het loslaten van verf op de goten van eiseres. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 16 juni 1994 een deskundige benoemd en een comparitie van partijen bevolen. Bij eindvonnis van 20 juli 1995 werd verweerster veroordeeld tot vergoeding van 25% van de schade, die nader opgemaakt diende te worden. Eiseres ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar verweerster incidenteel appel instelde. Het Hof heeft na bewijslevering de zaak op 17 mei 2000 opnieuw beoordeeld en het eerdere vonnis vernietigd, waarbij de vordering van eiseres werd afgewezen. Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, C.L. de Vries Lentsch-Kostense, gevolgd, die tot niet-ontvankelijkheid van eiseres in haar cassatieberoep adviseerde voor een deel van de vordering. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep in zijn geheel verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

7 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/231HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.V. Polak.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 22 april 1994 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te vergoeden de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot die der algehele voldoening, welke [eiseres] door het tekortschieten van [verweerster] heeft geleden en mocht lijden, kosten rechtens.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 16 juni 1994 een gerechtelijke plaatsopneming bevolen, een deskundige benoemd ten einde de rechter te dezen bij te staan en een comparitie van partijen bevolen. Vervolgens heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 20 juli 1995 [verweerster] veroordeeld 25% van de schade te vergoeden, nader op te maken bij staat, welke [eiseres] heeft geleden en nog zal lijden tengevolge van het loslaten van de verf op de goten van [eiseres], zoals bedoeld in de conclusie van eis, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
[Verweerster] heeft incidenteel appel ingesteld.
Bij tussenarrest van 18 mei 1998 heeft het Hof [verweerster] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête en contra-enquête heeft het Hof op het principale en het incidentele appel de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [verweerster]. Bij eindarrest van 17 mei 2000 heeft het Hof op het principale en het incidentele appel het bestreden eindvonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende de vordering van [eiseres] afgewezen.
De arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de drie vermelde arresten van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar cassatieberoep voor zover dit is gericht tegen het bestreden arrest van 18 mei 1998 en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 juni 2002.