ECLI:NL:HR:2002:AE0746
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking van het Gerechtshof inzake wijziging van gegevens in de gemeentelijke basisadministratie
In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie, hierna aangeduid als [verzoeker], op 20 april 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Rotterdam. Hij verzocht om de vernietiging van een beschikking van de Gemeente Rotterdam, gedateerd 9 maart 2000, waarin zijn verzoek tot wijziging van zijn burgerlijke staat in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) werd afgewezen. De Gemeente heeft het verzoek bestreden, en de officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing. De Rechtbank heeft op 29 januari 2001 het verzoek van [verzoeker] afgewezen. Hierop heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 15 augustus 2001 de beschikking van de Rechtbank heeft vernietigd, maar [verzoeker] niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep. Dit leidde tot cassatie door [verzoeker].
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de tijdigheid van het ingediende verzoekschrift. Het Hof had niet zonder nader onderzoek kunnen concluderen dat het beroep te laat was ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat het verzoekschrift op 21 april 2000 tijdig was ingediend, ondanks een verkeerde adressering naar de sector. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het Gerechtshof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige behandeling van verzoekschriften en de noodzaak voor de rechterlijke instanties om de feiten grondig te onderzoeken voordat zij tot een beslissing komen. De uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 31 mei 2002, met een duidelijke instructie voor de verdere behandeling van de zaak.