ECLI:NL:HR:2002:AE1059

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/177HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over koopovereenkomst en wanprestatie tussen rechtsopvolgers van ondernemingen

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de rechtsopvolgster van [A] B.V. tegen de rechtsopvolgster van [B] B.V. De verweerster in cassatie had in eerste aanleg bij de Rechtbank te Assen eiseres gedagvaard en vorderingen ingesteld die onder andere betrekking hadden op een koopovereenkomst die op of omstreeks 25 oktober 1988 zou zijn gesloten. De vorderingen omvatten onder andere een verzoek tot veroordeling van eiseres tot betaling van een aanzienlijk bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en schadevergoeding wegens wanprestatie. Eiseres heeft de vorderingen bestreden en in reconventie ook vorderingen ingesteld tegen verweerster.

De Rechtbank heeft in een tussenvonnis bewijslevering opgedragen en uiteindelijk in een eindvonnis van 22 december 1998 de vorderingen van eiseres in reconventie afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat in verschillende arresten heeft geoordeeld over de ontvankelijkheid van de vorderingen en de verdere procedure. Uiteindelijk heeft het Hof de vorderingen van verweerster in conventie afgewezen en de zaak naar de Rechtbank verwezen voor verdere behandeling.

In cassatie heeft de Hoge Raad de klachten van eiseres beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 5.574,81.

Uitspraak

5 april 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/177HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], rechtsopvolgster van [A] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster], rechtsopvolgster van [B] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. K.M. van Holten
thans mr. E. Grabandt
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploit van 14 oktober 1989 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - op verkorte termijn gedagvaard voor de Rechtbank te Assen en gevorderd:
Primair:
- [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 446.899,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 1989, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
- te verklaren voor recht dat er tussen partijen op of omstreeks 25 oktober 1988 een koopovereenkomst is gesloten inzake de overname van de onderneming van [verweerster] door [eiseres], inclusief inventaris en wagenpark, welke laatste twee tegen boekwaarde;
- [eiseres] te veroordelen om aan haar te voldoen de door haar geleden vermogensschade wegens buitengerechtelijke incassokosten, ter hoogte van ƒ 25.000,--;
- [eiseres] te veroordelen tot voldoening van een schadevergoeding wegens wanprestatie nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Subsidiair:
- te verklaren voor recht dat er tussen partijen tot stand is gekomen een koop op afbetaling met jaarlijkse aflossingsbedragen te beginnen op 1 januari 1989 van ƒ 89.379,80;
- [eiseres] te veroordelen tot voldoening van een bedrag van ƒ 89.379,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 1989 en met veroordeling van [eiseres] tot voldoening van de door [verweerster] geleden vermogensschade wegens buitengerechtelijke incassokosten, groot ƒ 8.937,98;
- [eiseres] te veroordelen tot voldoening van de wegens wanprestatie veroorzaakte overige vermogensschade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 1989, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
Meer subsidiair:
- [eiseres] te veroordelen tot nakoming van de op of omstreeks 25 oktober 1988 gesloten overeenkomst tot het opstellen van een huurkoopovereenkomst, met inachtneming van vijf jaarlijkse aflossingsbedragen van ƒ 89.379,80 voor het eerst te voldoen per 1 januari 1989, en deze te gebieden medewerking te verlenen aan de opstelling van een akte inzake de huurkoopovereenkomst binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, een en ander ander op straffe van een dwangsom van ƒ 10.000,-- per dag;
- [eiseres] te veroordelen tot voldoening van een schadevergoeding wegens wanprestatie nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 1989, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
Nog meer subsidiair:
- te verklaren voor recht dat [eiseres] jegens [verweerster] een onrechtmatige daad heeft gepleegd;
- [eiseres] te veroordelen tot voldoening aan [verweerster] van de door deze geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 1989, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding.
[Eiseres] heeft een conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen. Vervolgens heeft zij de vorderingen van [verweerster] gemotiveerd bestreden en harerzijds in reconventie gevorderd [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen ƒ 39.546,26 alsmede ƒ 311.208,--, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 1989.
[Verweerster] heeft de incidentele en reconventionele vorderingen bestreden en in conventie haar eis gewijzigd door omkering van de meer en nog meer subsidiaire vordering.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 15 mei 1990 [eiseres] bewijslevering opgedragen. Na enquête en contra-enquête heeft de Rechtbank bij vonnis van 15 januari 1991 in conventie [verweerster] haar vorderingen ontzegd en in reconventie een comparitie van partijen gelast.
Tegen het vonnis van 15 januari 1991 heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Bij memorie van grieven heeft zij gevorderd voormeld vonnis van 15 januari 1991 te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar vorderingen in conventie, gewijzigd zoals weergegeven in het hierna te noemen arrest van het Hof van 8 september 1993, alsnog toe te wijzen.
[Eiseres] heeft tegen beide vonnissen incidenteel hoger beroep ingesteld en gevorderd beide tussenvonnissen voor zover in reconventie gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar vorderingen in reconventie, eveneens gewijzigd zoals weergegeven in het arrest van het Hof van 8 september 1993, alsnog toe te wijzen.
Bij tussenarrest van 8 september 1993 heeft het Hof een comparitie van partijen gelast. Bij arrest van 21 december 1994 heeft het Hof in het principaal appel [verweerster] niet ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep voor zover het is gericht tegen het vonnis van 15 mei 1990, de zaak naar de rol verwezen voor uitlaten aan de zijde van [verweerster], en iedere verdere beslissing aangehouden. In het incidenteel appel heeft het Hof de vonnissen voor zover in reconventie gewezen bekrachtigd en de zaak naar de Rechtbank te Assen verwezen teneinde daarop verder te beslissen.
Na verwijzing heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 20 juni 1995 in reconventie een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 9 juli 1996 een verhoor van deskundigen ter beantwoording van de in dat vonnis geformuleerde vragen bevolen. Na deskundigenbericht heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 22 december 1998 in reconventie de vorderingen afgewezen.
Tegen het in reconventie gewezen vonnis van 22 december 1998 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
[Verweerster] heeft bij akte voeging van de procedures in conventie en reconventie verzocht en daarbij zijn eis in conventie gewijzigd en vermeerderd.
[Eiseres] heeft zich verzet tegen het verzoek van [verweerster] tot voeging van beide procedures.
Bij arrest van 19 januari 2000 (rolnummer 9900119) heeft het Hof in het principaal appel in reconventie het vonnis van 22 december 1998 bekrachtigd en in het incidenteel appel het beroep verworpen. Bij arrest van eveneens 19 januari 2000 (rolnummer 91005598) heeft het Hof in het incident de gevorderde voeging afgewezen en in de hoofdzaak in conventie een comparitie van partijen gelast en iedere verdere beslissing aangehouden.
Het arrest van het Hof van 21 december 1994 en de twee arresten van 19 januari 2000 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de drie laatstvermelde arresten van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 4.209,81 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 5 april 2002.