ECLI:NL:HR:2002:AE1548

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/169HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontvankelijkheid van de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van Aruba in een geschil over geboorteakten

In deze zaak heeft de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van Aruba cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De Ambtenaar had geweigerd de door [verweerster] overgelegde geboorteakten als echt aan te nemen. [Verweerster] had op 27 oktober 1999 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zij vroeg om te verklaren dat de overgelegde geboorteakten genoegzaam zijn. Het Gerecht wees dit verzoek af op 18 mei 2000. Hierop heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde haar niet-ontvankelijk in haar vordering. De Ambtenaar heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 juni 2002 geoordeeld dat de Ambtenaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad overwoog dat de weigering van de Ambtenaar om de geboorteakten als echt aan te nemen, niet kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR). De Hoge Raad concludeerde dat de Ambtenaar geen belang had bij zijn cassatieberoep, omdat de weigering van de Ambtenaar niet als een beschikking kan worden aangemerkt en de Ambtenaar bovendien niet was verschenen in hoger beroep.

De Hoge Raad verklaarde de Ambtenaar niet-ontvankelijk in zijn beroep en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] op nihil werden begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

28 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. R00/169HR
WS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND VAN ARUBA, gevestigd op Aruba,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen,
t e g e n
[Verweerster], wonende op Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 27 oktober 1999 ter griffie van het Gerecht in eerste Aanleg van Aruba ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - zich gewend tot dat Gerecht en verzocht eiser tot cassatie - verder te noemen: de Ambtenaar - op te doen roepen en bij beschikking te verklaren dat de overgelegde geboorteakten genoegzaam zijn.
De Ambtenaar heeft de vordering bestreden.
Het Gerecht heeft bij beschikking van 18 mei 2000 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Bij vonnis van 19 september 2000 heeft het Hof de bestreden beschikking vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verweerster] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Voorts heeft het Hof de proceskosten gecompenseerd aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof heeft de Ambtenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.
De zaak is voor de Ambtenaar toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot niet-ontvankelijk-verklaring van de Ambtenaar in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 [Verweerster], afkomstig uit Colombia, is op 14 maart 1997 gehuwd met [betrokkene 1], die de Nederlandse nationaliteit heeft. Zij heeft bij inleidend verzoekschrift, ingediend ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba op 27 oktober 1999, verzocht te verklaren "dat de overgelegde geboorte aktes genoegzaam zijn". Volgens het verzoekschrift zijn beide overgelegde akten op 31 januari 1996 opgemaakt en hebben zij betrekking op de kinderen van [verweerster], te weten [kind 1], geboren te [geboorteplaats], Colombia, op 17 augustus 1984, en [kind 2], geboren te [geboorteplaats], Colombia, op 17 mei 1989. De Ambtenaar heeft geweigerd de door [verweerster] overgelegde afschriften van de geboorteakten als echt aan te nemen. Het Gerecht heeft het verzoek afgewezen.
3.2 In hoger beroep heeft [verweerster] het Hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog de overgelegde stukken genoegzaam te verklaren en de kinderen in te schrijven als kinderen van [verweerster]. Het Hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en [verweerster] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Hetgeen het Hof hiertoe heeft overwogen, kan als volgt worden samengevat. Ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: LAR) staat tegen een beschikking van een bestuursorgaan voor een belanghebbende beroep open bij de eerste rechter, optredend als administratieve rechter, na de verplichte voorafgaande bezwaarschriftprocedure. De schriftelijke weigering van de Ambtenaar (waaronder begrepen het uitblijven van een beslissing) tot erkenning van een geboorteakte dient te worden beschouwd als een beschikking in de zin van art. 2, eerste lid, LAR. Zodanige weigering van de Ambtenaar, die als een bestuursorgaan kan worden aangemerkt, is op rechtsgevolg gericht. Nu de wetgever terzake heeft voorzien in de mogelijkheid van administratieve rechtspraak, had de eerste rechter, rechtsprekende als civiele rechter met toepassing van de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, [verweerster] in haar vordering niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Hiertegen richt zich het middel.
3.3 Nu het vonnis van het Hof evenals de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg erop neerkomt dat de weigering van de Ambtenaar de geboorteakten als echt aan te nemen tevergeefs wordt bestreden, heeft de Ambtenaar geen belang bij zijn cassatieberoep, voor zover dit in zijn onderdelen 1 - 3 strekt ten betoge dat het Hof, in plaats van [verweerster] niet-ontvankelijk te verklaren, de beschikking waarvan beroep had moeten bekrachtigen. Voor zover het middel in onderdeel 4 klaagt dat het Hof [verweerster] in de kosten van het hoger beroep had behoren te veroordelen, mist de Ambtenaar evenzeer belang bij zijn beroep, nu hij immers geen verweerschrift in hoger beroep heeft ingediend en bij de behandeling van het hoger beroep op 22 augustus 2000 niet is verschenen, zodat het Hof de aan de zijde van de Ambtenaar gevallen kosten slechts op nihil had kunnen begroten.
Dit een en ander brengt mee dat de Ambtenaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.
3.4 Met betrekking tot de onderdelen 1 - 3 merkt de Hoge Raad ten overvloede nog op dat, indien de Ambtenaar in zijn cassatieberoep had kunnen zijn ontvangen, deze onderdelen - die op zichzelf met juistheid ervan uitgaan dat de weigering van een ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van de burgerlijke stand op te maken of zodanige akte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand niet een beschikking in de zin van de LAR is - bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie zouden kunnen leiden. Zoals blijkt uit de eerste alinea van rov. 4.1 en de derde alinea van rov. 4.3 van zijn vonnis, alsmede uit de verwijzing naar zijn vonnis van 18 januari 2000, NJ 2000, 403, heeft het Hof kennelijk het verzoek van [verweerster] opgevat als een verzoek de in het verzoekschrift genoemde kinderen als haar kinderen in het bevolkingsregister in te schrijven. Anders dan onderdeel 1.2 betoogt, is deze uitleg van de stukken van het geding, die is voorbehouden aan het Hof als rechter die over de feiten oordeelt, niet onbegrijpelijk.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de Ambtenaar niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt de Ambtenaar in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 juni 2002.