ECLI:NL:HR:2002:AE1550
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw
In deze zaak heeft de man, verweerder in cassatie, op 27 september 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Zutphen met het verzoek om echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Tevens vroeg hij om een omgangsregeling voor de minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en zelfstandig verzoek om alimentatie voor de kinderen en voor haarzelf. De Rechtbank heeft op 1 maart 2001 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatieverplichtingen van de man vastgesteld. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat op 28 augustus 2001 de eerdere beschikking gedeeltelijk heeft vernietigd en de alimentatie voor de kinderen heeft verlaagd.
De vrouw heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de vrouw niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen.
De beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 7 juni 2002.