ECLI:NL:HR:2002:AE1553

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/003HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgang na echtscheiding tussen ouders

In deze zaak heeft de vader, na de ontbinding van zijn huwelijk met de moeder, een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Breda op 13 november 2000. Hij verzocht om te bepalen dat hij en zijn kinderen, geboren uit het inmiddels ontbonden huwelijk, gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende bepaalde perioden. De moeder heeft dit verzoek bestreden. De Rechtbank heeft op 10 mei 2001 het verzoek van de vader afgewezen. Hierop heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 7 november 2001 de beschikking van de Rechtbank bekrachtigd, wat betekent dat het verzoek van de vader opnieuw werd afgewezen. Tegen deze beslissing heeft de vader cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader verworpen, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de Rechtbank en het Gerechtshof in stand blijven.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter, samen met de raadsheren J.B. Fleers en A.G. Pos. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer A. Hammerstein op 12 juli 2002.

Uitspraak

12 juli 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/003HR
WS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[De moeder], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G.J. Schuurman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 november 2000 ter griffie van de Rechtbank te Breda ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht te bepalen dat hij en de uit zijn inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk met verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - geboren kinderen [kind 1] en [kind 2] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende de in het verzoekschrift aangegeven perioden.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 10 mei 2001 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 7 november 2001 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst J.K. Moltmaker strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 juli 2002.