ECLI:NL:HR:2002:AE2511
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 10 november 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Amsterdam met het verzoek om echtscheiding en een omgangsregeling voor zijn minderjarige kinderen. De vrouw, verweerster in cassatie, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek tot betaling van alimentatie voor de kinderen en voor haarzelf. De Rechtbank heeft op 5 juli 2000 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatieverzoeken van de vrouw toegewezen. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 november 2001 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het Hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man in de cassatie niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de Rechtbank en het Gerechtshof in stand blijven.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en is op 9 augustus 2002 in het openbaar uitgesproken door raadsheer O. de Savornin Lohman.