ECLI:NL:HR:2002:AE2742
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 28 september 2000 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1963. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te Maastricht van 21 oktober 1997. Het Gerechtshof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en onbetaalde arbeid. De verdachte stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Hof verwierp dit verweer, waarbij het oordeelde dat de termijnoverschrijding niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, omdat de verdachte en zijn raadsman ermee hadden ingestemd dat de zaak pas in hoger beroep zou worden behandeld na afdoening van andere zaken. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en verwierp het cassatieberoep, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan op 25 juni 2002, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren.