ECLI:NL:HR:2002:AE2759
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verstekarrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake valsheid in geschrift
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 2 april 1997 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1961 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats. De verdachte was eerder veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Roermond. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.M.C.C. Verblackt, advocaat te Venlo. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de feiten en het procesverloop in deze zaak beoordeeld. De mededeling van de uitspraak is op 14 april 1998 betekend, maar de verdachte is pas op 19 december 2000 in persoon op de hoogte gesteld van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit heeft echter niet geleid tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, omdat het belang van normhandhaving door berechting zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij verval van het recht tot strafvervolging.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen grond aanwezig was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak is gedaan op 18 juni 2002 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.