ECLI:NL:HR:2002:AE3523

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01998/01 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag van rechtsvervolging in levensmiddelenzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die op 25 juni 1999 in Assen voorverpakte eetwaren, namelijk patates frites, in een verkoopwagen heeft opgeslagen bij temperaturen die de voorgeschreven bewaartemperatuur overschreden. Het Gerechtshof had de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde feit volgens het Hof niet strafbaar was. Dit ontslag was gebaseerd op de overweging dat de tenlastelegging niet de noodzakelijke elementen bevatte om tot een veroordeling te komen.

De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft cassatie ingesteld, en de plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof zou moeten vernietigen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat het Hof ten onrechte de verdachte van alle rechtsvervolging heeft ontslagen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet de bijzondere omstandigheden vermeldde die een uitzondering op de hoofdregel van artikel 15 van het Warenwetbesluit rechtvaardigen. Dit artikel vereist dat levensmiddelen die gekoeld moeten worden bewaard, op de juiste temperatuur worden gehouden.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat het Hof de zaak opnieuw kan beoordelen met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige tenlastelegging en de noodzaak om alle relevante omstandigheden in overweging te nemen bij de beoordeling van strafbare feiten onder de Warenwet.

Uitspraak

2 juli 2002
Strafkamer
nr. 01998/01 E
IV/AB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 22 mei 2001, nummer 24/000288-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Groningen, Economische Kamer, van 20 maart 2000 - het bewezene niet strafbaar verklaard en de verdachte ontslagen van alle
rechtsvervolging.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing dat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar is en voorzover de verdachte daarbij is ontslagen van alle rechtsvervolging en de zaak zal terugwijzen naar het Hof te Leeuwarden teneinde - met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad - in zoverre op het bestaande hoger beroep verder te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte heeft ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 25 juni 1999, in de gemeente Assen, in een aan de Gedempte Singel staande verkoopwagen, voorverpakte eetwaren, te weten vier plastic zakken met patates frites (FARM frites), welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde micro-biologische bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, zodanig heeft in voorraad gehouden dat de temperatuur van die zich in die vier plastic zakken bevindende patates frites respectievelijk 11, 12, 8 en 9 graden Celsius bedroeg."
3.3. Het Hof heeft ter motivering van het ontslag van alle rechtsvervolging het volgende overwogen:
"Het aan de verdachte telastegelegde heeft betrekking op overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Warenwet, te weten het niet naleven van het gestelde bij artikel 15, eerste lid aanhef en sub a van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. Het van de delictsomschrijving onderdeel uitmakende fait d'excuse "behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-)produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven" is niet in de telastelegging verwerkt. Het bewezenverklaarde levert daarom niet het door de steller van de telastelegging beoogde strafbare feit, noch overigens een ander strafbaar feit op. Verdachte dient mitsdien van alle rechtsvervolging te worden ontslagen."
3.4.1. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van belang.
(i) Artikel 5, eerste lid aanhef en onder a, Warenwet:
"Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, kan voorts bij algemene maatregel van bestuur worden verboden waren, behorende tot een bij de algemene maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen, te behandelen, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te bewaren of te vervoeren:
a. anders dan met inachtneming van daaromtrent bij de maatregel gestelde voorschriften,
1º. betrekking hebbende op de wijze waarop bedoelde handelingen worden verricht, op voorwerpen, gereedschappen of materialen die bij het verrichten van bedoelde handelingen worden gebezigd, of op de - al dan niet besloten - ruimten waarin bedoelde handelingen plaatshebben, en hetgeen in of bij die ruimten aanwezig is, of
2º. bevattende de eisen van hygiëne, geldende ten aanzien van personen die bij het verrichten van bedoelde handelingen betrokken zijn."
(ii) Artikel 2, eerste lid, Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (hierna: het Besluit):
"Het is verboden eet- en drinkwaren te bereiden, te behandelen, te verpakken, te bewaren of te vervoeren, anders dan met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften."
(iii) Artikel 15 van het Besluit:
"1. Eet- of drinkwaren of grondstoffen, welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde microbiologisch bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, moeten:
a. voor zover het betreft voorverpakte eet- of drinkwaren of grondstoffen, zodanig worden vervoerd of in voorraad worden gehouden dat de temperatuur van de waar ten hoogste de door de bereider aangegeven temperatuur bedraagt; of,
b. voor zover door de bereider geen bijzondere bewaartemperatuur op de voorverpakking is vermeld of de waar niet is voorverpakt, zodanig worden vervoerd of in voorraad worden gehouden dat de temperatuur van de waar ten hoogste 7ºC bedraagt;
behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-)produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven.
(...)
6. Het bestuur van een produkt-, een hoofdbedrijf- of een bedrijfschap kan nadere regels stellen of
andere besluiten nemen ten aanzien van het eerste, tweede en derde lid.
(...)."
3.4.2. De Nota van Toelichting bij het Besluit vermeldt, voorzover hier van belang, als toelichting op artikel 15:
"Het eerste lid, onder a, bevat de eerste hoofdregel:
- de in dit artikel bedoelde levensmiddelen moeten worden bewaard en vervoerd op ten hoogste de door de bereider van de waar aangegeven temperatuur. In de praktijk zal het hier vrijwel altijd gaan om voorverpakte eet- of drinkwaren, waarbij op het etiket een bepaalde bewaartemperatuur is voorgeschreven.
Het eerste lid, onder b, ziet op de situatie dat bovenstaande eerste hoofdregel niet toegepast kan worden, hetzij doordat de bereider geen bewaartemperatuur heeft vermeld, hetzij doordat de waar niet is voorverpakt. In dat geval geldt de tweede hoofdregel:
- de in dit artikel bedoelde levensmiddelen, waarop de eerste hoofdregel niet van toepassing is, moeten worden bewaard en vervoerd op ten hoogste 7 ºC.
(...)
Beide hoofdregels zijn overigens niet van toepassing indien op het moment van in werking treden van dit besluit een andere temperatuur is voorgeschreven in een verordening van een produkt- of (hoofd-)bedrijf-schap (dit is bijvoorbeeld het geval in de zuivelbranche), dan wel toepassing is gegeven aan het zevende of achtste lid."
3.5. Gelet op de tekst van artikel 15 van het Besluit en de toelichting daarop ziet de zinsnede "behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-)produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven" op een situatie waarin, als gevolg van een bijzondere omstandigheid, geen van de beide hoofdregels van art. 15 van het Besluit gelding heeft. Het ontbreken in de tenlastelegging van de vermelding dat een zodanige bijzondere omstandigheid zich niet voordoet staat aan een veroordeling ter zake van over-treding van art. 15 van het Besluit niet in de weg. Voorzover het middel erover klaagt dat het Hof dit heeft miskend, is het terecht voorgesteld.
3.6. Het Hof waarnaar de zaak zal worden teruggewezen zal bij de bewezenverklaring in aanmerking dienen te nemen dat blijkens de bewoordingen van art. 15, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit strafbaar is het bewaren van de grondstoffen op een temperatuur die de door de bereider aangegeven temperatuur overtreft.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep en op de bestaande tenlastelegging opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en E.J. Numann, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 2 juli 2002.