ECLI:NL:HR:2002:AE4039

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/136HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging alimentatie en terugwerkende kracht

In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, de Hoge Raad benaderd om de beschikking van de Rechtbank te Utrecht van 24 december 1997 te wijzigen. De man verzocht om de alimentatie voor de vrouw op nihil te stellen, met terugwerkende kracht tot 7 maart 2000. De vrouw heeft dit verzoek bestreden en zelf verzocht om een alimentatiebijdrage van ƒ 2.500,-- per maand, te betalen door de man. De Rechtbank heeft op 13 december 2000 de alimentatie gewijzigd naar ƒ 2.000,-- per maand, ingaande op 16 augustus 2000, en deze beschikking werd met ingang van 1 januari 2002 verhoogd met het wettelijke indexeringspercentage. De man ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, waar hij zijn verzoek wijzigde en vroeg om geen alimentatie te verschuldigen, of in ieder geval om een beperking van de alimentatie in de tijd. Het Hof bekrachtigde de beschikking van de Rechtbank op 18 oktober 2001 en wees het verzoek van de man af. Hierop heeft de man cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet gegrond verklaard en het beroep verworpen, zonder nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

12 juli 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/136HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J.W. Hoek,
t e g e n
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 4 juli 2000 ter griffie van de Rechtbank te Utrecht ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht haar beschikking van 24 december 1997 in dier voege te wijzigen dat de alimentatie voor verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - op nihil wordt gesteld, en wel met terugwerkende kracht tot 7 maart 2000 dan wel tegen een datum die de Rechtbank in goede justitie meent naar behoren te moeten vaststellen, met vaststelling van hetgeen tot die datum verschuldigd is, op hetgeen daadwerkelijk is betaald of verhaald c.q. met kwijtschelding van de eventuele achterstand.
De vrouw heeft het verzoek bestreden en zelfstandig verzocht voormelde beschikking in dier voege te wijzigen dat de man per 15 augustus 2000, althans per een door de Rechtbank vast te stellen datum, aan de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud dient te betalen ad ƒ 2.500,-- per maand.
De man heeft het verzoek van de vrouw bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 13 december 2000 de beschikking van deze Rechtbank van 24 december 1997 met ingang van 16 augustus 2000 gewijzigd en bepaald dat de man vanaf 16 augustus 2000 ƒ 2.000,-- per maand aan de vrouw dient uit te keren voor haar levensonderhoud en dat deze bijdrage voor het eerst van rechtswege met ingang van 1 januari 2002 zal worden verhoogd met het ingaande dat jaar geldende wettelijke indexeringspercentage, de aldus gewijzigde beschikking voor het overige gehandhaafd en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Ter terechtzitting van het Hof heeft de man zijn verzoek gewijzigd en primair verzocht de beschikking waarvan beroep te vernietigen en te bepalen dat geen alimentatie verschuldigd is, zo nodig onder wijziging van de beschikking van 24 december 1997 met terugwerkende kracht tot 16 augustus 2000, en subsidiair alimentatiebeperking in de tijd.
Bij beschikking van 18 oktober 2001 heeft het Hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voozitter, J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 juli 2002.