ECLI:NL:HR:2002:AE4075
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch inzake schadevergoeding
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 30 december 1996 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Eiser vorderde een bedrag van ƒ 319.876,-- en een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 december 1996. De Rechtbank heeft op 27 augustus 1999 de vordering afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 2 oktober 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en verweerder heeft veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, opnieuw op te maken bij staat, met wettelijke rente vanaf 5 december 1996.
Tegen dit arrest heeft eiser cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht. Verweerder is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Eiser heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.