ECLI:NL:HR:2002:AE4075

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/046HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch inzake schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 30 december 1996 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Eiser vorderde een bedrag van ƒ 319.876,-- en een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 december 1996. De Rechtbank heeft op 27 augustus 1999 de vordering afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 2 oktober 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en verweerder heeft veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, opnieuw op te maken bij staat, met wettelijke rente vanaf 5 december 1996.

Tegen dit arrest heeft eiser cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht. Verweerder is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Eiser heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.

Uitspraak

4 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. C02/046HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 30 december 1996 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een bedrag van ƒ 319.876,--, zomede [verweerder] te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 december 1996 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bij conclusie van repliek heeft [eiser] de grondslag van zijn eis vermeerderd.
[Verweerder] heeft de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 27 augustus 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 2 oktober 2001 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank van 27 augustus 1999 vernietigd en opnieuw rechtdoende [verweerder] veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente over het uiteindelijke schadebedrag vanaf 5 december 1996 tot de dag der algehele voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 19 juni 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.