ECLI:NL:HR:2002:AE4079
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over indeplaatsstelling van huurder van tankstation
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen BP Nederland VOF en [verweerder]. De zaak betreft een vordering van [verweerder] tot indeplaatsstelling van [A B.V.] als huurder van een tankstation. De Kantonrechter te Rotterdam had op 27 juni 2000 de vordering van [verweerder] toegewezen, waarna BP in hoger beroep ging bij de Rechtbank te Rotterdam. De Rechtbank bevestigde op 16 augustus 2001 het vonnis van de Kantonrechter, waarop BP cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat het financiële belang van [verweerder] bij de indeplaatsstelling als zwaarwichtig moest worden aangemerkt. BP had betoogd dat haar belang bij het zelf exploiteren van het tankstation ook zwaarwegend was, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit belang niet door de wettelijke regeling van indeplaatsstelling wordt beschermd. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij indeplaatsstelling en bevestigt dat de rechter rekening moet houden met de specifieke omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft ook de kosten van het geding in cassatie aan [verweerder] opgelegd, begroot op € 375,47 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.