ECLI:NL:HR:2002:AE4084
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vorderingen in een civiele procedure met betrekking tot terugbetaling en deblokkering van gelden
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], verweerster in cassatie, aangeduid als [verweerster], gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. De eiser vorderde een bedrag van ƒ 121.963,37, vermeerderd met wettelijke rente, en verzocht verweerster te veroordelen in de proceskosten. Verweerster heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 29.489,03 gevorderd, evenals de deblokkering van onder de notaris gedeponeerde gelden. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en na bewijslevering een eindvonnis gewezen op 12 mei 1999, waarin eiser werd veroordeeld tot betaling van ƒ 10.476,21 en medewerking aan de deblokkering van ƒ 140.000,--. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 942,14 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, zonder nadere motivering, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.