ECLI:NL:HR:2002:AE4388

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/309HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de opheffing van beslagen op onroerend goed

In deze zaak hebben de verweersters in cassatie, de Friesch-Groningse Hypotheekbank N.V. en de rechtspersoon naar Duits recht BHW Bausparkasse AG, een kort geding aangespannen tegen de eiseressen tot cassatie. De eiseressen, FGH en BHW, hadden eerder beslagen gelegd op een pand dat toebehoorde aan de verweersters. De verweersters vorderden in kort geding dat de rechtbank te Maastricht hen zou toestaan om de beslagen op te heffen. De President van de Rechtbank te Maastricht heeft deze vordering op 6 maart 2000 geweigerd, waarop de verweersters hoger beroep hebben ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 19 september 2000 het vonnis van de President vernietigd en de eiseressen bevolen om de beslagen op te heffen. Tegen dit arrest hebben FGH en BHW cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

21 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/309HR
WS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. FRIESCH-GRONINGSCHE HYPOTHEEKBANK N.V., gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar Duits recht BHW BAUSPARKASSE AG BAUSPARKASSE FÜR DEN ÖFFENTLICHEN DIENST,
gevestigd te Hameln, Bondsrepubliek Duitsland,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweersters in cassatie - verder gezamenlijk te noemen: [verweerster] c.s.- hebben bij exploit van 11 februari 2000 eiseressen tot cassatie - verder te noemen: FGH en BHW - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Maastricht en gevorderd om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, FGH en BHW te gebieden de door hen gelegde beslagen op het aan [verweerster] c.s. toebehorend pand, gelegen te [woonplaats] aan de [a-straat 1], binnen 24 uur na betekening van dat vonnis op te heffen, een en ander op verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor elke dag of gedeelte van een dag dat niet wordt voldaan aan het vonnis.
FGH en BHW hebben de vordering bestreden.
De President heeft bij vonnis van 6 maart 2000 de gevraagde voorziening geweigerd.
Tegen dit vonnis hebben [verweerster] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest van 19 september 2000 heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, FGH en BHW geboden de door hen gelegde beslagen op het op naam van [verweerster] c.s. staande pand, gelegen te [woonplaats] aan de [a-straat 1], binnen 24 uur nadat dit arrest zal zijn betekend, op te heffen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben FGH en BHW beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van FGH en BHW heeft bij brief van 9 april 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt FGH en BHW in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] c.s. begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 21 juni 2002.