ECLI:NL:HR:2002:AE4439
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor bodemverontreiniging en eigendom van ondergrondse tank
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Staat der Nederlanden en de erven van [betrokkene A] over de aansprakelijkheid voor bodemverontreiniging veroorzaakt door een ondergrondse tank. De Staat heeft de erven [betrokkene A] gedagvaard voor de Rechtbank te Dordrecht en vorderde betaling van ƒ 123.723,--, vermeerderd met wettelijke rente, op grond van onrechtmatige daad en aansprakelijkheid volgens de Wet bodembescherming. De erven hebben de vordering bestreden, met als verweer dat zij niet aansprakelijk zijn omdat de eigendom van de tank is overgegaan op de eigenaar van het dienende erf.
De Rechtbank heeft in een tussenvonnis de Staat tot bewijslevering toegelaten, maar het Hof heeft de vonnissen van de Rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen. Het Hof oordeelde dat [betrokkene A] in 1934 de erfdienstbaarheid heeft bedongen om een benzinepomp met ondergronds reservoir te hebben op het lijdende erf. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te stellen dat de eigendom van de tank bij [betrokkene A] bleef na ingraving. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat de eigenaar van de grond ook eigenaar is van de duurzaam met de grond verenigde zaken, en dat de vestiging van een erfdienstbaarheid hierop geen uitzondering kan maken. De Staat wordt in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, en de zaak wordt terugverwezen voor verdere behandeling.