ECLI:NL:HR:2002:AE4551

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/333HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • H.A.M. Aaftink
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging van eis en verwerping van beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over een vermeerdering van eis na verwijzing door de Hoge Raad. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere arrest van 2 oktober 1998, waarin het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 december 1996 werd vernietigd en de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem werd verwezen voor verdere behandeling.

Na de verwijzing heeft [eiser] zijn vordering vermeerderd tot een bedrag van ƒ 293.030,60, inclusief rente en kosten. [verweerder] heeft zich tegen deze vermeerdering verzet, maar het Hof heeft dit verzet ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het Hof op 24 juli 2001 het vonnis van de Rechtbank te Breda van 4 oktober 1994 vernietigd en [verweerder] veroordeeld tot betaling van ƒ 47.730,60, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 november 1994. Het Hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal F.B. Bakels heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met veroordeling van [eiser] in de kosten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 3.529,14 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig volgens artikel 81 RO.

Uitspraak

4 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/333HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 2 oktober 1998, nr. 16622, NJ 1999, 2.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 december 1996 vernietigd en het geding naar het Gerechtshof te Arnhem verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
Nadat [eiser] [verweerder] bij exploit had opgeroepen heeft hij bij memorie na verwijzing zijn subsidiaire vordering vermeerderd tot een bedrag van ƒ 293.030,60 te vermeerderen met rente en kosten.
[Verweerder] heeft zich tegen deze vermeerdering van eis verzet.
Bij rolbeschikking van 10 april 2001 heeft het Hof het verzet tegen de wijziging van eis ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het Hof bij arrest van 24 juli 2001 het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank te Breda van 4 oktober 1994, voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het Hof onderworpen, vernietigd. Opnieuw rechtdoende heeft het Hof [verweerder] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van het bedrag van ƒ 47.730,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 1994. Het meer of anders gevorderde heeft het Hof afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van [eiser] in de kosten.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 3.529,14 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.