ECLI:NL:HR:2002:AE4558
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding en wanprestatie in arbeidsrelatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en [verweerder]. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding en wanprestatie in het kader van een arbeidsrelatie. [Verweerder] had [eiseres] gedagvaard voor de Kantonrechter te Haarlem, waarbij hij vorderingen tot schadevergoeding indiende. De Kantonrechter heeft op 30 juni 1999 [eiseres] veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 7.016,69, maar heeft de overige vorderingen afgewezen. Hierop heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Haarlem, die op 11 juli 2000 de bestreden vonnissen heeft vernietigd en [eiseres] heeft veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk hoger bedrag van ƒ 100.510,35, vermeerderd met wettelijke rente. Tegen deze uitspraak heeft [eiseres] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense gevolgd, die had gepleit voor verwerping van het beroep. Tevens is [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke uitspraak in het civiele recht, met betrekking tot de beoordeling van schadevergoeding en wanprestatie in arbeidsrelaties.