ECLI:NL:HR:2002:AE5148
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vaderlijk gezag en kinderalimentatie in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de man, verzoeker tot cassatie, tegen de beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De man had eerder in een procedure bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch het vaderschap van een minderjarig kind vastgesteld gekregen en was veroordeeld tot het betalen van kinderalimentatie aan de moeder van het kind. De man was het niet eens met deze beslissingen en had hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de eerdere beschikking van de Rechtbank bekrachtigde. Hierop volgde het cassatieberoep bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere beschikking van 22 september 2000, waarin het beroep in cassatie van de man tegen een eerdere beschikking was verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man en bevestigt daarmee de eerdere beslissingen van de Rechtbank en het Gerechtshof. De uitspraak is gedaan door de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein en P.C. Kop, waarbij A. Hammerstein de uitspraak in het openbaar heeft uitgesproken.