ECLI:NL:HR:2002:AE5148

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/017HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaderlijk gezag en kinderalimentatie in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de man, verzoeker tot cassatie, tegen de beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De man had eerder in een procedure bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch het vaderschap van een minderjarig kind vastgesteld gekregen en was veroordeeld tot het betalen van kinderalimentatie aan de moeder van het kind. De man was het niet eens met deze beslissingen en had hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de eerdere beschikking van de Rechtbank bekrachtigde. Hierop volgde het cassatieberoep bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere beschikking van 22 september 2000, waarin het beroep in cassatie van de man tegen een eerdere beschikking was verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man en bevestigt daarmee de eerdere beslissingen van de Rechtbank en het Gerechtshof. De uitspraak is gedaan door de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein en P.C. Kop, waarbij A. Hammerstein de uitspraak in het openbaar heeft uitgesproken.

Uitspraak

11 oktober 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/017HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding tot dusver tussen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - en verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - verwijst de Hoge Raad naar zijn beschikking van 22 september 2000, rek.nr. R99/165HR, NJ 2001, 647. Bij deze beschikking heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie van de man tegen de beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 juli 1999 verworpen.
Op 25 januari 2001 heeft de afdeling immunogenetica van het Centraal Laboratorium van het Rode Kruis (CLB) te Amsterdam rapport uitgebracht aan de Rechtbank te 's-Hertogenbosch.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 22 juni 2001 vastgesteld dat de man vader is van [het] minderjarige [kind], geboren te [geboorteplaats] op 17 mei 1998. Tevens heeft de Rechtbank bepaald dat de man met ingang van 9 juni 1998 aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] van ƒ 500,-- per maand zal moeten betalen, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van de minderjarige kan of zal worden verstrekt, met bepaling dat eventuele kosten van tenuitvoerlegging van deze beslissing voor rekening van de man komen, voorzover deze door hem veroorzaakt worden, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man zowel tegen de vaststelling van het vaderschap als tegen de bepaling van de kinderalimentatie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Wat het vaderschap betreft heeft de man het Hof om een contra-expertise verzocht.
Bij beschikking van 12 december 2001 heeft het Hof de beschikking van voornoemde Rechtbank van 22 juni 2001 bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst J.K. Moltmaker strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft op 11 juli 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 oktober 2002.