ECLI:NL:HR:2002:AE5802
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vorderingen tot schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], verweersters in cassatie, aangeduid als [verweerster], gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. De vorderingen van eiser omvatten een bedrag van ƒ 83.209,41, vermeerderd met wettelijke rente, en een bedrag ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. Verweerster heeft de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie gevorderd de overeenkomst tot aanneming van werk te vernietigen wegens doeloverschrijding. De Rechtbank heeft op 25 augustus 1999 de vorderingen van eiser afgewezen en de voorwaardelijke reconventie niet in behandeling genomen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 20 juli 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij verweerster verstek heeft laten verlenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van verweerster. Het arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann en raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.