ECLI:NL:HR:2002:AE5802

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/023HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vorderingen tot schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], verweersters in cassatie, aangeduid als [verweerster], gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. De vorderingen van eiser omvatten een bedrag van ƒ 83.209,41, vermeerderd met wettelijke rente, en een bedrag ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. Verweerster heeft de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie gevorderd de overeenkomst tot aanneming van werk te vernietigen wegens doeloverschrijding. De Rechtbank heeft op 25 augustus 1999 de vorderingen van eiser afgewezen en de voorwaardelijke reconventie niet in behandeling genomen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 20 juli 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij verweerster verstek heeft laten verlenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van verweerster. Het arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann en raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.

Uitspraak

4 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/023HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerster 2],
beide statutair gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 29 januari 1998 verweersters in cassatie - tezamen verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] hoofdelijk des dat de een betalende de ander in zoverre zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan [eiser] te voldoen:
A. een bedrag van ƒ 83.209,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 79.562,78 vanaf 1 november 1997 tot de dag der algehele voldoening;
B. primair een bedrag van ƒ 11.934,42, subsidiair een bedrag van ƒ 5.373,14 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
[Verweerster] heeft de vorderingen bestreden en van haar kant voorwaardelijk in reconventie gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, uitsluitend voor zover in rechte mocht komen vast te staan dat [verweerster] schadeplichtig zou zijn uit hoofde van de gestelde overeenkomst tot aanneming van werk, deze overeenkomst tot aanneming van werk te vernietigen wegens doeloverschrijding, zoals bedoeld in art. 2:7 BW.
[Eiser] heeft in voorwaardelijke reconventie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 25 augustus 1999 de vorderingen afgewezen en de voorwaardelijke vordering in reconventie niet in behandeling genomen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 20 juli 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaardingen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.