ECLI:NL:HR:2002:AE6106
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtmatigheid van inbeslagname en aanhouding in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdediging stelde dat de inbeslagname van de brommer en de aanhouding van de verdachte onrechtmatig waren, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn geweest en de politie zonder toestemming de boxgang en tuin had betreden. De raadsman voerde aan dat de politie slechts beschikte over informatie van één getuige en dat de betreding van de boxgang zonder machtiging had plaatsgevonden, wat een inbreuk op het privéleven van de verdachte zou zijn. Het Hof oordeelde echter dat de politie in een heterdaadsituatie handelde en dat de aanhouding rechtmatig was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de inbeslagname van de brommer ook rechtmatig was, omdat deze was verricht onder verzwarende omstandigheden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft het aantal uren onbetaalde arbeid, en verminderde dit tot 54 uren. De redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot strafvermindering.