ECLI:NL:HR:2002:AE6367

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36135
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 april 2000, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 47.196. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 68.423, zonder verhoging. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde, waarbij de navorderingsaanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 60.137. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2002 door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, samen met de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff.

Uitspraak

Nr. 36.135
9 augustus 2002
IB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 april 2000, nr. P97/1261, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 47.196.
Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 68.423, zonder verhoging.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 60.137. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2002.