ECLI:NL:HR:2002:AE6367
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 april 2000, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 47.196. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 68.423, zonder verhoging. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde, waarbij de navorderingsaanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 60.137. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2002 door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, samen met de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff.