ECLI:NL:HR:2002:AE6377
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Aanslag afvalstoffenheffing gemeente Noordoostpolder en cassatieprocedure
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 april 2001, betreffende een aanslag in de afvalstoffenheffing van de gemeente Noordoostpolder voor het jaar 1997. De aanslag, ter hoogte van ƒ 406,20, werd opgelegd na bezwaar door de chef financiën van de gemeente, die de aanslag handhaafde. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de gemeente bevestigde. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof aannemelijk heeft geoordeeld dat het afval van degenen die hun afval bij de grens van hun perceel hebben aangeboden, wel is meegenomen. Dit oordeel is feitelijk van aard en niet onbegrijpelijk, waardoor het in cassatie niet kan worden bestreden. De Hoge Raad concludeert dat de gemeente heeft voldaan aan haar verplichting tot het inzamelen van afvalstoffen, zoals vastgelegd in artikel 10.11, lid 1, van de Wet milieubeheer (tekst 1997). De klacht dat de gemeente niet aan deze verplichting heeft voldaan, kan derhalve niet tot cassatie leiden.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het onbevoegd genomen besluit van burgemeester en wethouders niet meebrengt dat de Verordening afvalstoffenheffing 1997 onverbindend is. Dit heeft geen invloed op de verschuldigdheid van de belasting. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond.