ECLI:NL:HR:2002:AE7253

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/023HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw

In deze zaak heeft de vrouw op 17 februari 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Utrecht met het verzoek om echtscheiding en een alimentatie van ƒ 2.500,-- per maand van de man. De Rechtbank heeft op 19 juli 2000 de echtscheiding uitgesproken en het alimentatieverzoek toegewezen. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij hij de alimentatie wilde verlagen naar ƒ 1.000,-- per maand. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld en vroeg om een hogere alimentatie van ƒ 2.998,-- bruto per maand, met aanvullende verzoeken met betrekking tot de hypothecaire lasten en een toekomstige uitkering van ƒ 3.996,-- bruto per maand.

Het Gerechtshof heeft op 24 januari 2002 de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de alimentatie vastgesteld op € 1.364,-- per maand, terwijl het overige verzoek van de man werd afgewezen. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft op 18 oktober 2002 de zaak beoordeeld. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen.

Uitspraak

18 oktober 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/023HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 februari 2000 gedateerd verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot de Rechtbank te Utrecht en verzocht tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - echtscheiding uit te spreken en voor zover in cassatie nog van belang de man te veroordelen om aan de vrouw tot haar levensonderhoud uit te keren ƒ 2.500,-- per maand.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 19 juli 2000 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het alimentatieverzoek van de vrouw toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man wat betreft de veroordeling tot betaling van een alimentatie aan de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Daarbij heeft hij verzocht de door hem ten behoeve van de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage te bepalen op ƒ 1.000,-- per maand tot het moment waarop de voormalige echtelijke woning zal zijn verkocht dan wel aan hem zal zijn toegescheiden en te bepalen op nihil vanaf het moment dat de woning aan hem zal zijn toegescheiden.
De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld met het verzoek de door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage voor de periode totdat de voormalige echtelijke woning is getransporteerd, te bepalen op ƒ 2.998,-- bruto per maand en in dat verband te bepalen dat de man gedurende deze periode naast voormelde uitkering de hypothecaire lasten verband houdende met de woning zal dragen, alsmede de fiscale claim welke het gevolg is van het huurwaarde forfait zal voldoen en te bepalen dat de man voor de periode daarna een uitkering tot levensonderhoud van ƒ 3.996,-- bruto per maand zal betalen.
Bij beschikking van 24 januari 2002 heeft het Hof de bestreden beschikking voor zover nog aan zijn oordeel onderworpen vernietigd, de door de man met ingang van 23 november 2000 te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald op € 1.364,-- per maand, en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 oktober 2002.