ECLI:NL:HR:2002:AE7308
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggaaf omzetbelasting en de kwalificatie van werkzaamheden binnen een consortium
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De belanghebbende, een ondernemer die zich bezighoudt met de verkoop van hard- en software, had over het eerste kwartaal van 1997 een bedrag van f 10.173 aan omzetbelasting voldaan. Na bezwaar tegen dit bedrag verzocht de belanghebbende om teruggaaf van f 2068, wat door de Inspecteur werd afgewezen. Het Hof vernietigde deze uitspraak en kende de teruggaaf toe. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de belanghebbende geen werkzaamheden heeft verricht jegens het consortium, maar enkel als deelnemer van het consortium heeft gefunctioneerd. De Hoge Raad stelt vast dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de door de belanghebbende verrichte werkzaamheden en de ontvangen bedragen, wat betekent dat er sprake is van tegen een vergoeding verrichte prestaties. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en bevestigt de uitspraak op het bezwaarschrift.
De zaak behandelt belangrijke juridische vragen over de kwalificatie van werkzaamheden binnen een consortium en de belastingheffing op subsidies. De Hoge Raad benadrukt dat de omstandigheden van de samenwerking en de ontvangen vergoedingen van belang zijn voor de beoordeling van de belastingplicht. De uitspraak van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de fiscale behandeling van dergelijke situaties en de voorwaarden waaronder teruggaaf van omzetbelasting kan worden verleend.