ECLI:NL:HR:2002:AE7628

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00190/02 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van een verdachte vertegenwoordigd door een buitenlandse advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2002 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door een verdachte, die werd vertegenwoordigd door een Portugese advocaat, Margarida Fernandes Jacinto. De verdachte was geboren in 1940 en woonde in Portugal, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 22 mei 2001 een veroordeling had uitgesproken voor verschillende overtredingen van de Destructiewet en de Wet op de Bedrijfsorganisatie. De Hoge Raad oordeelde dat de advocaat niet voldeed aan de vereisten van de Nederlandse wetgeving, specifiek artikel 37 (oud) van het Wetboek van Strafvordering en de Advocatenwet, die vereisen dat een buitenlandse advocaat samenwerkt met een in Nederland ingeschreven advocaat. Aangezien Margarida Fernandes Jacinto niet aan deze verplichting had voldaan, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van naleving van de Nederlandse regelgeving omtrent de vertegenwoordiging door advocaten in cassatieprocedures.

Uitspraak

22 oktober 2002
Strafkamer
nr. 00190/02 E
ES/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 22 mei 2001, nummer 24/00456-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940, wonende te [woonplaats] (Portugal), zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Assen van 20 april 1999, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte ter zake van 1. en 7. telkens opleverende: "overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet", 2., 3. en 4. telkens opleverende: "overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 93 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie" en 5. "een gedraging in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd" veroordeeld ten aanzien van feit 1. tot een geldboete van ƒ 2.500,--, subsidiair 35 dagen hechtenis, ten aanzien van de feiten 2., 3. en 4. tot een geldboete van telkens ƒ 250,--, subsidiair telkens vijf dagen hechtenis, ten aanzien van feit 5. tot een geldboete van ƒ 10.000,--, subsidiair éénhonderd dagen hechtenis en ten aanzien van feit 7. tot een geldboete van ƒ 1.500,--, subsidiair dertig dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Margarida Fernandes Jacinto, advocaat te Santarém, Portugal, een schriftuur ingediend.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1. De schriftuur is ingediend door een Portugese advocaat.
3.2. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
Art. 437, tweede lid, Sv:
"De verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen twee maanden nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman een schriftuur te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie."
Art. 37 (oud) Sv:
"Als raadslieden worden slechts toegelaten in Nederland ingeschreven advocaten, alsmede de personen bedoeld in artikel 16b van de Advocatenwet; deze laatsten indien zij samenwerken met een in Nederland ingeschreven advocaat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16e van de Advocatenwet."
Art 16b Advocatenwet:
"Voor de uitoefening in Nederland van werkzaamheden bij wijze van dienstverrichting, worden mede als advocaat aangemerkt, personen die niet als zodanig in Nederland zijn ingeschreven, maar die wel in een andere tot de Europese Economische Gemeenschap behorende staat of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna te noemen staat van herkomst, gerechtigd zijn hun beroepswerkzaamheden uit te
oefenen onder de benaming advocaat of een daarmede overeenkomstige benaming in de taal of in een der talen van de staat van herkomst."
Art. 16e, eerste lid, Advocatenwet:
"1. Bij de uitoefening van werkzaamheden, bij wijze van dienstverrichting, betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte, waarvoor ingevolge de wet de bijstand of vertegenwoordiging van een advocaat of procureur is voorgeschreven, moet een bezoekende advocaat samenwerken met een in Nederland ingeschreven advocaat, hierna te noemen de samenwerkende advocaat."
3.3. Op grond van art. 437, tweede lid, Sv is uitsluitend een raadsman bevoegd tot het indienen van middelen van cassatie namens de verdachte.
Nu niet blijkt dat Margarida Fernandes Jacinto, advocaat te Santarém, Portugal, heeft voldaan aan de uit art. 37 (oud) Sv in verbinding met art. 16e Advocatenwet voortvloeiende verplichting tot samenwerking met een in Nederland ingeschreven advocaat, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en A.M.J. van Buchem-Spapens, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 22 oktober 2002.