ECLI:NL:HR:2002:AE7637
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling in drugszaken met betrekking tot geldigheid van dagvaarding
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte op 2 oktober 2001 was vrijgesproken van een primair tenlastegelegde straf, maar wel was veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1962 op de Nederlandse Antillen, had zijn beroep ingesteld tegen de geldigheid van de inleidende dagvaarding. De verdediging stelde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze niet op de juiste wijze was betekend. De advocaat-generaal concludeerde echter dat de betekening correct had plaatsgevonden, aangezien de verdachte ten tijde van de betekening was uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie en er geen andere adressen bekend waren.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend. De overwegingen van het Hof waren voldoende gemotiveerd, en de Hoge Raad vond geen aanleiding om de bestreden uitspraak te vernietigen. De klacht van de verdediging dat de dagvaarding niet was geprobeerd te betekenen op een ander opgegeven adres, werd verworpen omdat hier geen beroep op was gedaan tijdens de behandeling in hoger beroep.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep, waardoor de veroordeling van de verdachte in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 22 oktober 2002.