ECLI:NL:HR:2002:AE7707
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1959 in Pakistan is geboren en in Nederland woont. De betrokkene had in hoger beroep een verplichting opgelegd gekregen tot betaling van een bedrag aan de Staat, dat voortkwam uit valsheid in geschrift bij het aanvragen van levensverzekeringen. De betrokkene had in totaal ƒ 169.311,-- moeten betalen, subsidiair 480 dagen hechtenis. De advocaat van de betrokkene, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij hij aanvoerde dat de betrokkene rekening moest houden met een terugbetaling aan de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ƒ 116.471,40, wat in mindering zou moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn van art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar verstreken waren sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat het te betalen bedrag aan de Staat moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en het bedrag vastgesteld op € 70.000,-. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de vordering van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet kan worden gelijkgesteld aan een vordering van een benadeelde derde, en dat de bestreden uitspraak niet naar behoren is gemotiveerd. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de toepassing van de redelijke termijn in cassatieprocedures.