ECLI:NL:HR:2002:AE7831
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatieverzoek van Canal+ tegen UPC Nederland en anderen inzake voorlopig getuigenverhoor
In deze zaak heeft Canal+ Nederland B.V. op 27 november 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Amsterdam met het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Dit verzoek werd bestreden door de verweersters in cassatie, te weten UPC Nederland B.V., A2000 Holding N.V. en Kabeltelevisie Amsterdam B.V. De Rechtbank heeft op 10 april 2001 het verzoek van Canal+ afgewezen. Canal+ heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij zij de grondslag van haar verzoek heeft aangevuld. Het Gerechtshof heeft op 18 oktober 2001 de beslissing van de Rechtbank bekrachtigd.
Tegen deze beschikking heeft Canal+ beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 20 september 2002 het beroep van Canal+ verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 275,90 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein.
De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.