ECLI:NL:HR:2002:AE8179

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/045HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzet tegen verstekvonnis en kostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. R.T.R.F. Carli, verweer gevoerd tegen de veroordeling van de Rechtbank te Roermond. Eiser had in 1997 verweerders in cassatie gedagvaard voor een vordering tot betaling van diverse bedragen, die door de Rechtbank bij verstekvonnis op 12 maart 1998 werd toegewezen. Verweerder kwam in verzet tegen dit verstekvonnis en de Rechtbank verklaarde haar op 14 januari 1999 tot goed opposante, waarbij de vordering van eiser werd afgewezen. Eiser ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 3 oktober 2000 het vonnis van de Rechtbank bevestigde. Eiser stelde vervolgens cassatie in tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 1.405,45 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 1 november 2002 door de raadsheren J.B. Fleers, A.G. Pos en P.C. Kop, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

1 november 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/045HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
1. [Verweerster 1], gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 16 december 1997 verweerders in cassatie - tezamen verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan [eiser] te betalen de bedragen ƒ 108.220,36, ƒ 4.890,--, ƒ 4.000,-- en ƒ 10.500,--, vermeerderd voorts met de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 96.410,-- vanaf 1 december 1994 tot aan de datum der algehele voldoening, vermeerderd voorts met de overige buitengerechtelijke kosten.
Nadat [verweerder] niet ter terechtzitting was verschenen, heeft de Rechtbank bij verstekvonnis van 12 maart 1998 de vordering toegewezen.
Tegen voormeld verstekvonnis is [verweerder] bij exploit van 9 april 1998 in verzet gekomen. [Verweerder] heeft gevorderd om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis haar goed opposant te verklaren en haar te ontheffen van de tegen haar uitgesproken veroordeling bij voormeld verstekvonnis onder afwijzing van de vordering van [eiser].
[Eiser] heeft in oppositie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 14 januari 1999 [verweerder] tot goed opposante verklaard, [verweerder] ontheven van de veroordeling uitgesproken bij voormeld verstekvonnis onder afwijzing van de vordering van [eiser] en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van de Rechtbank van 14 januari 1999 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij memorie van grieven heeft [eiser] zijn vordering beperkt tot een bedrag van ƒ 113.110,36, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom ad ƒ 96.410,-- vanaf 1 december 1994 tot aan de datum van de algehele voldoening.
[Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 3 oktober 2000 heeft het Hof in het principaal appel het vonnis van de Rechtbank van 14 januari 1999 bevestigd en in het incidenteel appel verstaan dat dit appel geen behandeling behoeft.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 17 september 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.405,45 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 1 november 2002.