ECLI:NL:HR:2002:AE8220

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/114HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige schorsing van een werknemer door een hogeschool

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, een werknemer van de Hogeschool, de Hogeschool gedagvaard wegens onrechtmatige schorsing in de uitoefening van haar functie op 17 oktober 1979. Eiseres vorderde dat de Hogeschool aansprakelijk werd gesteld voor de schade die zij door deze schorsing had geleden. De Hogeschool heeft de vordering bestreden en een exceptie van onbevoegdheid ingediend. De Rechtbank te Breda verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Kantonrechter. Deze Kantonrechter oordeelde op 28 oktober 1998 dat de schorsing onrechtmatig was en veroordeelde de Hogeschool tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 1000,--, vermeerderd met wettelijke rente. Eiseres ging in hoger beroep, maar de Rechtbank vernietigde het vonnis van de Kantonrechter voor wat betreft de schadevergoeding, terwijl het vonnis voor het overige werd bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor eiseres zijn vastgesteld op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, zonder dat verdere motivering nodig was.

Uitspraak

13 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/114HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende te [woonplaats], België,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Schoneveld,
t e g e n
DE STICHTING BRABANTSE HOGESCHOLEN, voorheen de Stichting Hogescholen West- en Midden-Brabant, in haar kwaliteit als rechtsopvolgster van de Stichting Academie voor Beeldende Kunsten St. Joost, gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 18 oktober 1996 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Hogeschool - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht te verklaren dat de Hogeschool onrechtmatig heeft gehandeld door [eiseres] op 17 oktober 1979 te schorsen in de uitoefening van haar functie;
II te bepalen dat de Hogeschool de door voornoemde onrechtmatige handeling veroorzaakte schade, nader op te maken bij staat, dient te vergoeden aan [eiseres], vermeerderd met de wettelijke rente.
De Hogeschool heeft een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen en de vordering bestreden.
[Eiseres] heeft de incidentele vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 15 april 1997 in het incident zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen en de zaak naar de Kantonrechter te Breda verwezen.
Bij exploit van 23 maart 1998 heeft [eiseres] de Hogeschool opgeroepen om voor de Kantonrechter te verschijnen.
De Hogeschool heeft de vordering van [eiseres] bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 28 oktober 1998 de schorsing van [eiseres] door de Hogeschool op 17 oktober 1979 onrechtmatig verklaard, de Hogeschool veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 1000,--, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 maart 1998, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van de Kantonrechter van 28 oktober 1998 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Breda. De Hogeschool heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 19 december 2000 heeft de Rechtbank in het principaal en incidenteel appèl het vonnis van de Kantonrechter te Breda van 28 oktober 1998 vernietigd voor zover daarbij de Hogeschool is veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van ƒ 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 maart 1998 tot de dag der algehele voldoening, en dat vonnis voor het overige bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Hogeschool heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Hogeschool mede door mr. A.J. Swelheim, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Hogeschool begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 13 december 2002.