ECLI:NL:HR:2002:AE8370
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en investeringsbijdragen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 juni 2001, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 2.043.215, waarbij rekening was gehouden met investeringsbijdragen. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende in de jaren 1985/1986 tot en met 1989 aanspraken op investeringsbijdragen had verkregen. Een deel van deze bijdragen was in mindering gekomen op de vennootschapsbelasting over het jaar 1992. Belanghebbende had in 1993 een verlies geleden, dat werd verrekend met de belastbare winst van 1992. De Hoge Raad oordeelde dat de verrekening van het verlies met de belastbare winst van 1992 geen wijziging bracht in de investeringsbijdragen die in mindering waren gekomen op de belasting over dat jaar.
Belanghebbende stelde dat de investeringsbijdragen, ondanks het verstrijken van de verrekeningstermijn, verrekend moesten worden met de belasting over 1997. De Hoge Raad oordeelde dat de wetgever de regeling zo had ingericht dat de toekenning van investeringsbijdragen niet in mindering kwam op de mogelijkheid van verliesverrekening. De Hoge Raad concludeerde dat er geen sprake was van gelijke gevallen en dat de verschillende termijnen voor verrekening niet tot verboden discriminatie leidden. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskosten op.