ECLI:NL:HR:2002:AE8371
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 31 juli 2001, nr. BK-00/00676, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 3.380. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
In cassatie heeft belanghebbende enkele klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, die echter na de gestelde termijn is ingediend, waardoor de Hoge Raad hier geen acht op slaat. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het door belanghebbende aangegeven inkomen volledig bestaat uit inkomsten uit dienstbetrekking die onderworpen zijn aan loonbelasting en premie volksverzekeringen. Het Hof oordeelde dat de invorderingsvrijstelling, zoals bedoeld in artikel 65 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, niet van toepassing is.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van belanghebbende falen, omdat de oordelen van het Hof geen blijk geven van een onjuiste opvatting van de wet en dat deze oordelen verweven zijn met feitelijke waarderingen die in cassatie niet kunnen worden getoetst. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 4 oktober 2002 door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.