ECLI:NL:HR:2002:AE8821

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01362/02 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een persoon op basis van dubbele strafbaarheid met betrekking tot beledigende uitlatingen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam, die op 3 mei 2002 een uitleveringsverzoek van Duitsland heeft beoordeeld. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1976, werd verdacht van het in zijn bezit hebben van CD's met beledigende uitlatingen. De Rechtbank verklaarde de uitlevering deels toelaatbaar en deels ontoelaatbaar. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de dubbele strafbaarheid aanwezig is. De feiten waarvoor uitlevering wordt verzocht, zijn zowel naar Duits als naar Nederlands recht strafbaar. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 15 september 2000 in Nederland werd gecontroleerd en in zijn voertuig 15 CD's met beledigende inhoud bij zich had. Bij een huiszoeking op 19 oktober 2000 werden nog eens vier CD-boekjes en vijftig CD-doosjes aangetroffen.

De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet onjuist heeft geoordeeld over de dubbele strafbaarheid en dat het uitleveringsverzoek op juiste gronden is beoordeeld. De klachten van de opgeëiste persoon in het cassatieberoep zijn ongegrond bevonden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, wat betekent dat de uitspraak van de Rechtbank in stand blijft en de uitlevering kan plaatsvinden.

Uitspraak

5 november 2002
Strafkamer
nr. 01362/02 U
KD/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 3 mei 2002, nummer RU 02/11637, op een verzoek van het Justizministerium des Landes Nordrhein-Westfalen, Duitsland, en de Senatsverwaltung für Justiz Berlin, Duitsland, tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland ter strafvervolging deels toelaatbaar, deels ontoelaatbaar verklaard, één en ander zoals in de bestreden uitspraak staat omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat zich kennelijk niet richt tegen de bestreden uitspraak voor zover daarbij de uitlevering niet-toelaatbaar is verklaard - is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat uit de bestreden uitspraak niet, althans onvoldoende blijkt voor welke feiten de Rechtbank de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard. Deze klacht hangt samen met de tevens in het middel vervatte klacht dat de dubbele strafbaarheid ontbreekt voor wat betreft de bij de huiszoeking op 19 oktober 2000 aangetroffen vier CD-boekjes en vijftig CD-doosjes.
3.2. De Rechtbank heeft, voor zover van belang voor de beoordeling van het middel, de uitlevering toelaatbaar verklaard ter zake van het feit dat in het Haftbefehl van 22 maart 2001 van het Amtsgericht Dortmund (kenmerk 73Ls 155 Js 42/00 -22/01) dat aan de uitspraak van de Rechtbank is gehecht als volgt is omschreven:
"1. Am 15. September 2000 gegen 20:55 Uhr wurde der Angeklagte im Bereich Emmerich bei der Einreise in die Niederlande kontrolliert. In seinem Fahrzeug führte er unter anderem 15 CD-Tonträger 'Die Deutschen kommen II' mit dem dazugehörigen Booklet mit sich. Diese Tonträger hielt er vorrätig, um sie zu verbreiten. Bei einer anschliessenden Wohnungsdurchsuchung am 19. Oktober 2000 wurden in seiner Wohnung 4 weitere CD-Inlays zu den beschriebenen Tonträgern aufgefunden sowie in seinem Keller 50 leere CD-Plastikhüllen. Auch diese Gegenstände bewahrte der Angeklagte auf, um die Tonträger zu verbreiten.
Auf dem CD-Inlett ist ein Foto der 'Standartenweihe im Luitpoldhain 1933' abgebildet, auf dem eine Unzahl von Fahnen zu sehen ist. Auf einem Teil dieser Fahnen sind Hakenkreuze abgebildet, auf einem Grossteil der Fahnen sind die Hakenkreuze seitenverkehrt wiedergegeben.
Der Tonträger enthält verschiedene Musiktitel, unter anderen unter Nr. 19 den Titel 'Wir wollen Beweise'. Der Text dieses Stückes lautet wie folgt:
6 Millionen geteilt durch 1.000 Tagen
das sind pro Tag genau 6.000 Mann.
Zeig mir die Hallen, wo man sie vergaset
diesen Beweis man nicht erbringen kann.
Ref.:
Wir wollten Beweise, klare Beweise
klare Beweise und kein Schanddiktat.
Wir haben Fragen, tausend Fragen
wir sind des Führers aufgehende Saat.
Zeigt uns die Öfen, wo man sie verbrannt hat,
und welchen Brennstoff man dazu verwandt.
Al diese Lügen haben wir schon lage satt
und all die Lügner sinds uns gut bekannt.
Ref.:
Ein Toter brennt im Schnitt 70 Minuten
dabei ist gleich, ob Jud, ob arisch rein.
Rechnet Euch gut, ihr leichtgläubigen Guten,
wie gross muss das Krematorium sein.
Ref.:
Im Krematorium verbrennt man Luft und Heizgaz
viele Kubik pro Leiche und pro Stund.
Liebst Du die Wahrheit, dann rechne oder lass das,
Du blöder Zion, Speichelleckerhund.
Ref.:
Wo steht das Gaswerk von Majdanek und Auschwitz
woe die Gasometer, woe die Kokerei?
Zion, Du stirbst im eigenen Atomblitz
Zion, Du zahlst für diese Schweinerei.
Ref.:."
3.3. Met betrekking tot de dubbele strafbaarheid van dit feit heeft de Rechtbank het volgende overwogen:
"Het eerste feit waarvoor de uitlevering wordt verzocht (het op 15 september 2000 in de omgeving van Emmerik in zijn voertuig voorhanden hebben van 15 cd-geluidsdragers 'De Duitsers komen II'), is volgens de overgelegde wetsbepalingen naar Duits recht strafbaar. Ter zake van dat feit kan ingevolge die bepalingen telkens een vrijheidsstraf worden opgelegd met een maximum van ten minste twaalf maanden.
Ook naar Nederlands recht is dit feit waarvoor de uitlevering wordt verzocht bij een overeenkomstige inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar, te weten als:
anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving een voorwerp waarin, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging een beledigende uitlating is vervat, ter verspreiding in voorraad hebben, strafbaar gesteld bij artikel 137e, eerste lid aanhef en onder 2, in verbinding met artikel 137e eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (...)."
3.4. In de overweging met betrekking tot de dubbele strafbaarheid heeft de Rechtbank tot uitdrukking gebracht dat in de vijftien CD's met het muziekstuk "Wir wollen Beweise", zoals dat in het Haftbefehl is weergegeven, een beledigende uitlating is vervat als bedoeld in art. 137e, eerste lid aanhef en onder 2°, Sr. Dat oordeel is juist. Het oordeel van de Rechtbank, dat ten deze sprake is van ter verspreiding in voorraad hebben, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk gelet op het aantal CD's dat op 15 september 2000 in het voertuig waarin de opgeëiste persoon zich bevond, en de hoeveelheid CD-boekjes en CD-doosjes die op 19 oktober 2000 in de woning van de opgeëiste persoon zijn aangetroffen.
3.5. De Rechtbank heeft het uitleveringsverzoek, gelet op haar overweging met betrekking tot de dubbele strafbaarheid, kennelijk aldus opgevat dat de verzoekende staat de uitlevering heeft willen verzoeken ter fine van een strafvervolging waarin aan de opgeëiste persoon het verwijt wordt gemaakt dat hij vijftien CD's waarin een strafbare uitlating is vervat, ter verspreiding in voorraad heeft gehad. Dat feitelijk oordeel is niet onbegrijpelijk gelet op de uiteenzetting van de feiten waarin met betrekking tot de op 19 oktober 2000 in de woning van de opgeëiste persoon aangetroffen CD-boekjes en CD-doosjes, onder meer is aangegeven dat de opgeëiste persoon deze bewaarde teneinde de vijftien CD's te verspreiden welke op 15 september 2000 zijn aangetroffen in het voertuig waarin de opgeëiste persoon zich bevond. De in het middel vervatte klacht dat de dubbele strafbaarheid ontbreekt voor wat betreft deze in de woning van de opgeëiste persoon aangetroffen voorwerpen, mist derhalve feitelijke grondslag.
3.6. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Braber, en uitgesproken op 5 november 2002.