ECLI:NL:HR:2002:AE8923
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake overdracht van inbeslaggenomen goederen aan Duitse autoriteiten na onrechtmatige aanhouding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2002 uitspraak gedaan over een cassatieberoep tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle. De zaak betreft een verzoek van de Rechter-Commissaris op grond van artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank eerder had besloten om de overdracht van inbeslaggenomen goederen aan de Duitse autoriteiten te weigeren. De betrokkene, geboren in Duitsland en ten tijde van de beschikking gedetineerd in Nederland, had zijn cassatieberoep ingesteld tegen deze beslissing. De Officier van Justitie had het cassatieberoep voorgesteld, en de Advocaat-Generaal concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zou moeten vernietigen.
De rechtbank had geoordeeld dat de aanhouding van de betrokkene door Duitse opsporingsambtenaren onrechtmatig was, omdat deze geen toestemming hadden voor grensoverschrijdend optreden op Nederlands grondgebied. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank het verzoek tot overdracht van de inbeslaggenomen goederen ten onrechte had afgewezen, aangezien de onrechtmatigheid van de aanhouding niet automatisch leidde tot de afwijzing van het verzoek. De Hoge Raad benadrukte dat de rechtbank zich had moeten richten naar het toetsingskader van artikel 552k van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat verzoeken op basis van verdragen zoveel mogelijk moeten worden ingewilligd, tenzij er wezenlijke belemmeringen zijn.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verleende verlof om de inbeslaggenomen goederen ter beschikking te stellen aan de Officier van Justitie. Tevens werd bepaald dat, indien de betrokkene in Nederland verbleef bij de afgifte aan de buitenlandse autoriteiten, de stukken teruggezonden moesten worden zodra het voor de strafvordering nodige gebruik was gemaakt. Deze uitspraak onderstreept het belang van het volgen van de juiste procedurele stappen in het strafproces en de noodzaak om de rechten van betrokkenen te waarborgen, zelfs in het kader van internationale rechtshulp.