ECLI:NL:HR:2002:AE9087
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, geboren in 1969 en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Maashegge-Ter Peel', heeft beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om vermindering van de opgelegde straf.
Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van duizend gulden, subsidiair twintig dagen hechtenis, en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor acht maanden. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Hij stelde dat er tussen de uitspraak van het Hof op 29 maart 1999 en het instellen van het cassatieberoep op 2 november 2001 geen activiteiten door het Openbaar Ministerie hebben plaatsgevonden om de uitspraak aan hem mee te delen.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de vertraging niet voor rekening van het Openbaar Ministerie komt, omdat de raadsman van de verdachte in contact was met de verdachte en de verdachte op de hoogte was van de uitspraak. Het cassatiemiddel faalde, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep werd verworpen, en het arrest werd uitgesproken op 19 november 2002.