ECLI:NL:HR:2002:AE9254
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de afgifte van een minderjarige aan een echtpaar in het kader van jeugdhulpverlening
In deze zaak gaat het om een geschil over de afgifte van een minderjarige aan een echtpaar, dat de vader van het kind in kort geding heeft gedagvaard. Het echtpaar, dat in Canada woont, vorderde dat de vader, [eiser], het minderjarige kind zou afgeven, of dit zou doen aan een door hen aan te wijzen vertegenwoordiger of een voogdij-instelling, op straffe van een dwangsom. De vader heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat het echtpaar zou worden verboden om de beschikking van de rechtbank te Groningen ten uitvoer te brengen, en dat het kind bij hem mocht verblijven totdat er onherroepelijk was beslist over het gezag van het kind. De President van de rechtbank te Groningen heeft op 4 november 1999 in conventie de vader veroordeeld tot afgifte van het kind aan het echtpaar, met een dwangsom voor iedere dag dat hij hieraan niet voldeed. De voorzieningen in reconventie zijn afgewezen. De vader heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat het vonnis heeft bekrachtigd. Hierna heeft de vader cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 6 december 2002 het beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.