ECLI:NL:HR:2002:AE9259
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een geschil over de bevoegdheid van de Rechtbank Haarlem in een zaak tegen Sabena
In deze zaak heeft de eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], op 9 juni 1989 de naamloze vennootschap naar Belgisch recht N.V. Sabena, hierna te noemen Sabena, gedagvaard voor de Rechtbank te Haarlem. De eiseres vorderde een betaling van ƒ 256.016,--, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 30 juni 1989. Sabena heeft in een incidentele conclusie gevorderd dat de Rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de hoofdzaak kennis te nemen. De eiseres heeft deze exceptie van onbevoegdheid bestreden. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 februari 1991 een comparitie van partijen gelast. Na deze comparitie heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 4 mei 1993 Sabena toegelaten te bewijzen dat de overeenkomst tot stand is gekomen door bemiddeling van het Sabenakantoor op Schiphol.
Sabena heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 14 december 2000 het tussenvonnis van 19 februari 1991 heeft bekrachtigd, maar het tussenvonnis van 4 mei 1993 heeft vernietigd en de Rechtbank Haarlem onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Sabena zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren en openbaar uitgesproken op 20 december 2002.