ECLI:NL:HR:2002:AE9260

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/069HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van Epenhuysen Chemie N.V. tegen [verweerder] inzake vorderingen en concurrentiebeding

In deze zaak heeft Epenhuysen Chemie N.V. (hierna: Epenhuysen) op 24 maart 1998 verweerder in cassatie gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam. Epenhuysen vorderde een bedrag van ƒ 1.881.676,--, subsidiair ƒ 1.777.676,--, en meer subsidiair ƒ 1.739.676,--, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen waren gebaseerd op een geschil dat voortvloeide uit een concurrentiebeding. Verweerder heeft de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie gevorderd het concurrentiebeding te vernietigen. De Kantonrechter heeft op 25 mei 1999 de vorderingen van Epenhuysen afgewezen en de vordering in voorwaardelijke reconventie niet meer aan de orde verklaard.

Epenhuysen heeft hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam, die op 26 oktober 2000 het vonnis van de Kantonrechter heeft bekrachtigd. Tegen dit vonnis heeft Epenhuysen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2002 het beroep verworpen en Epenhuysen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

25 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/069HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
EPENHUYSEN CHEMIE N.V., gevestigd te Zwijndrecht,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. T.H. Tanja-van den Broek.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Epenhuysen - heeft bij exploit van 24 maart 1998 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam en na wijziging en vermeerdering van eis gevorderd bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan Epenhuysen te voldoen primair een bedrag ƒ 1.881.676,--, subsidiair ƒ 1.777.676,--, meer subsidiair ƒ 1.739.676,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 1997 voor zover betrekking hebbende op een bedrag van ƒ 840.838,-- en voor wat betreft het restant van de primaire vordering vanaf 18 mei 1998 en voor wat betreft de restanten van de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen vanaf 24 maart 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] heeft de vorderingen bestreden en zijnerzijds in voorwaardelijke reconventie gevorderd bij vonnis het concurrentiebeding geheel althans gedeeltelijk te vernietigen met terugwerkende kracht tot 1 oktober 1995, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Epenhuysen heeft de vordering in voorwaardelijke reconventie bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 25 mei 1999 in conventie de vorderingen afgewezen en in voorwaardelijke reconventie verstaan dat de vordering thans niet meer aan de orde is.
Tegen dit vonnis heeft Epenhuysen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 26 oktober 2000 heeft de Rechtbank het vonnis waarvan hoger beroep bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft Epenhuysen beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Epenhuysen in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 25 oktober 2002.