ECLI:NL:HR:2002:AE9260
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van Epenhuysen Chemie N.V. tegen [verweerder] inzake vorderingen en concurrentiebeding
In deze zaak heeft Epenhuysen Chemie N.V. (hierna: Epenhuysen) op 24 maart 1998 verweerder in cassatie gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam. Epenhuysen vorderde een bedrag van ƒ 1.881.676,--, subsidiair ƒ 1.777.676,--, en meer subsidiair ƒ 1.739.676,--, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen waren gebaseerd op een geschil dat voortvloeide uit een concurrentiebeding. Verweerder heeft de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie gevorderd het concurrentiebeding te vernietigen. De Kantonrechter heeft op 25 mei 1999 de vorderingen van Epenhuysen afgewezen en de vordering in voorwaardelijke reconventie niet meer aan de orde verklaard.
Epenhuysen heeft hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam, die op 26 oktober 2000 het vonnis van de Kantonrechter heeft bekrachtigd. Tegen dit vonnis heeft Epenhuysen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2002 het beroep verworpen en Epenhuysen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.