ECLI:NL:HR:2002:AE9391

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/191HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over handelsnaamgebruik door Juresta Card B.V. en de Orde van Advocaten Zutphen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Juresta Card B.V. en de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen. De Raad van Toezicht en de Orde van Advocaten hadden Juresta Card in kort geding gedagvaard, waarbij zij vorderingen hadden ingesteld om Juresta Card te verbieden de handelsnaam 'Juresta advocaten' te voeren. De vorderingen omvatten ook rectificatieverplichtingen en dwangsommen bij overtreding van het verbod. De President van de Rechtbank te Zutphen had op 7 mei 2001 de Raad van Toezicht niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen, maar de vorderingen van de Orde van Advocaten waren toegewezen. Juresta Card heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij de ontvankelijkheid van het beroep ter discussie stond. De Hoge Raad oordeelde dat Juresta Card ontvankelijk was in haar beroep, omdat het was ingesteld binnen de termijn van zes weken, ondanks dat de termijn van veertien dagen voor het instellen van sprongcassatie was verstreken. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Juresta Card verworpen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

20 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/191HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
JURESTA CARD B.V., gevestigd te Apeldoorn,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
t e g e n
1. DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE ORDE VAN ADVOCATEN IN HET ARRONDISSEMENT ZUTPHEN, gevestigd te Zutphen, en
2. DE ORDE VAN ADVOCATEN IN HET ARRONDISSEMENT ZUTPHEN, gevestigd te Zutphen,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: de Raad van Toezicht onderscheidenlijk de Orde van Advocaten en tezamen: de Orde - hebben bij exploit van 16 maart 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Juresta Card - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Zutphen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Juresta Card te verbieden om de handelsnaam Juresta advocaten te voeren alsmede iedere andere naam waarin het woord "advocaten" voorkomt, met ingang van 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van ƒ 10.000,-- per overtreding, althans een ander in goede justitie te bepalen bedrag, tot een door de President te bepalen maximum;
2. Juresta Card te bevelen over te gaan tot rectificatie van de aankondiging dat Juresta Card de handelsnaam Juresta advocaten is gaan voeren door toezending van een bericht binnen 8 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan al degenen aan wie een bericht omtrent de handelsnaam Juresta Advocaten B.V. is toegezonden, en aan de instanties en instellingen die op enigerlei wijze melding maken van haar handelsnaam, in welke rectificatie opgenomen dient te zijn een tekst conform het in de dagvaarding beschreven voorstel nader bepaald door de President, zulks eveneens op straffe van een aan eisers te verbeuren dwangsom van ƒ 10.000,-- per overtreding, althans een ander in goede justitie te bepalen bedrag en ƒ 5.000,-- per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij daarmee in gebreke blijft, een en ander tot een door de President te bepalen maximum;
3. Juresta Card te bevelen een rectificatie te plaatsen op haar internetsite en die van Juresta Nederland B.V. met dezelfde tekst en inhoud en binnen dezelfde termijn als hiervoor aangegeven eveneens op straffe van een dwangsom als hiervoor onder 2 gevorderd;
4. Juresta Card te gelasten binnen 8 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan eisers een lijst te verstrekken waarop de bedrijven, particulieren en instanties staan vermeld die zijn aangeschreven in verband met de wijziging van haar handelsnaam en alle overigen aan wie door of namens Juresta Card een desbetreffende mededeling is toegezonden, eveneens op straffe van een dwangsom als hierboven onder 2 omschreven;
5. Juresta Card te bevelen om eisers in de gelegenheid te stellen door een accountant te doen controleren of aan de rectificatieplicht is voldaan, op kosten van Juresta Card, na het verstrijken van de termijn binnen welke de rectificatie moet hebben plaatsgevonden, op straffe van een dwangsom van ƒ 1.000,-- per dag voor iedere dag dat de medewerking daartoe wordt geweigerd althans niet verstrekt.
Juresta Card heeft de vorderingen bestreden.
De President heeft bij vonnis van 7 mei 2001 de Raad van Toezicht in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaard en de vorderingen van de Orde van Advocaten toegewezen.
Het vonnis van de President is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de President heeft Juresta Card op de voet van art. 398, aanhef en onder 2º, Rv. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Orde heeft geconcludeerd tot referte ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep en, voor zover dat beroep ontvankelijk is, tot verwerping daarvan.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Orde mede door mr. A.J. Swelheim, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1 Juresta Card heeft bij dagvaarding van 1 juni 2001 op de voet van het bepaalde in art. 398, aanhef en onder 2°, Rv. beroep in cassatie ingesteld tegen het op 7 mei 2001 door de President in kort geding tussen partijen gewezen vonnis. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 18 december 1998, nr. 16.837, NJ 2000, 341, bedraagt de termijn voor het instellen van een dergelijk beroep zes weken.
De Orde heeft, vooropstellende dat over het instellen van sprongcassatie overeenstemming was bereikt voordat de termijn van veertien dagen van art. 295 lid 3 (oud) Rv. was verstreken, de vraag opgeworpen of Juresta Card in haar beroep ontvankelijk is, nu dit weliswaar is ingesteld binnen de cassatietermijn van zes weken, maar na het verstrijken van genoemde termijn van veertien dagen. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord: aangezien partijen voor het verstrijken van deze termijn van veertien dagen overeenstemming hebben bereikt over het overslaan van het hoger beroep, is voor de al dan niet tijdigheid van het cassatieberoep nog uitsluitend beslissend of het is ingesteld binnen de termijn van zes weken. Dit is het geval, zodat Juresta Card in haar beroep ontvankelijk is.
4. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Juresta Card in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Orde begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 20 december 2002.