ECLI:NL:HR:2002:AE9396
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Ontslag en vergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag
In deze zaak gaat het om een geschil over de kennelijkheid van een ontslag en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. Verweerder, die door eisers tot cassatie was ontslagen, heeft de eisers gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam. Hij vorderde onder andere dat het ontslag kennelijk onredelijk verklaard zou worden, en dat eisers hem een schadevergoeding zouden betalen van ƒ 145.000,-- bruto, vermeerderd met wettelijke rente. De Kantonrechter heeft de vordering op 21 oktober 1999 afgewezen. Verweerder ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Amsterdam, die op 4 juli 2001 het vonnis van de Kantonrechter vernietigde en eisers veroordeelde tot betaling van ƒ 75.000,-- bruto, vermeerderd met wettelijke rente. Eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad is op 29 november 2002 gedaan en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.