ECLI:NL:HR:2002:AF0079
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van pensioenbetalingen in de vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de aftrekbaarheid van zogenaamde coming-backservicebetalingen die verband houden met opgebouwde pensioenrechten die niet volledig gefinancierd zijn. De belanghebbende, een vennootschap, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1989, die na bezwaar was verminderd door de Inspecteur. Het Gerechtshof had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, maar de Staatssecretaris ging in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste opvatting had over artikel 9a, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit artikel stelt dat als de opgebouwde pensioenrechten niet volledig zijn gefinancierd, de coming-backservicebetalingen die betrekking hebben op die rechten niet aftrekbaar zijn van de winst, voor zover deze betalingen het nog te financieren deel niet overschrijden. De Hoge Raad concludeerde dat in het onderhavige geval het depot bij de bepaling van de winst van de belanghebbende geactiveerd diende te worden, omdat de backservice groter was dan het ten name van belanghebbende aangehouden rentestandkortingdepot.
De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verminderde de aanslag tot een belastbaar bedrag van f 4.481.160. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de fiscale regels omtrent pensioenbetalingen en de aftrekbaarheid daarvan in de vennootschapsbelasting.