ECLI:NL:HR:2002:AF0084

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37623
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen. De belanghebbende, die in Nederland woonachtig is, ontving een naheffingsaanslag van f 22.335 aan enkelvoudige belasting en een boete van f 5.584. Deze naheffingsaanslag werd opgelegd na constatering door douaneambtenaren op 17 januari 2000, waarbij werd vastgesteld dat de belanghebbende met een niet in Nederland geregistreerde auto van een Duits kenteken op de weg gebruik maakte.

Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, werden deze door de Inspecteur gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. Het Hof had terecht geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De Hoge Raad merkte op dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond.

Dit arrest is openbaar uitgesproken en is aan de belanghebbende en de betrokken partijen bekendgemaakt. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling in het bestuursrecht en belastingrecht, met name in zaken die betrekking hebben op naheffingsaanslagen en de rechtsgeldigheid daarvan.

Uitspraak

Nr. 37.623
8 november 2002
S
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 17 augustus 2001, nr. 588/00, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Naheffingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd ten bedrage van f 22.335 aan enkelvoudige belasting, alsmede een boete van f 5.584. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Op 17 januari 2000 is door douaneambtenaren geconstateerd dat belanghebbende, die in Nederland woonachtig is, met een niet in Nederland geregistreerde, van een Duits kenteken voorziene, personenauto in Z van de weg gebruik maakte.
Naar aanleiding van deze constatering heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3.2. Voor het Hof was tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, welke vraag het Hof bevestigend heeft beantwoord.
3.3. Voor zover de klachten opkomen tegen de oordelen van het Hof dat de auto is gehuurd door B B.V. en belanghebbende in dienst is bij de Duitse vestiging van B B.V. kunnen zij niet tot cassatie leiden, aangezien gegrondbevinding van de klachten niet zou leiden tot een andere beslissing dan door het Hof is gegeven.
3.4. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2002.