ECLI:NL:HR:2002:AF0103
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Aanslag inkomstenbelasting en bezwaarprocedure
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 juli 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 107.541. Het bezwaar dat belanghebbende tegen deze aanslag had gemaakt, werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de Inspecteur ambtshalve de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 100.408.
Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag verder tot een belastbaar inkomen van ƒ 100.187. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 1 november 2002 door de vice-president E. Korthals Altes, samen met de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.